Besluit bunkervergunning, de-bunkerverbod en vergunningseisen voor brandstoffen en energiebronnen

2020/69
From 21 Dec 2020
Area Amsterdam - Overige besluiten

De directeur Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied maakt het volgende bekend.

Gelet op:

  • artikel 1.1 van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019;
  • artikel 8.1, lid 1 van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019;
  • artikel 8.1, lid 3 van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019;
  • artikel 8.2, leden 1 en 2 van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019;
  • artikel 8.3, leden 2 en 3 van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019;
  • het Besluit mandaat, volmacht en machtiging van 3 december 2019, gepubliceerd op 03 januari 2020, op basis waarvan door de directeur Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied in mandaat besluiten kunnen worden genomen, namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;
  • het Mandaatbesluit Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019, nummer 2019/19452 van 27 augustus 2019, op basis waarvan door de directeur Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied in mandaat besluiten kunnen worden genomen, namens het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad;
  • het Mandaatbesluit Centraal Nautisch Beheer Regionale Havenverordening 2019, gepubliceerd op 13 januari 2020 in het gemeenteblad van Velsen met nummer 8237, op basis waarvan door de directeur Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied in mandaat besluiten kunnen worden genomen, namens het college van burgemeester en wethouders van Velsen;

     

Overwegende dat:

  • de directeur Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, namens de colleges van Amsterdam, Zaanstad en Velsen bevoegd is brandstoffen of energiebronnen aan te wijzen die alleen met een vergunning van het college mogen worden gebunkerd;
  • de directeur Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, namens de colleges van Amsterdam, Zaanstad en Velsen bevoegd is brandstoffen aan te wijzen die niet gede-bunkerd mogen worden;
  • de directeur Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, namens de colleges van Amsterdam, Zaanstad en Velsen, bevoegd is eisen te stellen aan de vergunning en de vergunninghouder van een bunkervergunning;
  • de directeur Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, namens de colleges van Amsterdam, Zaanstad en Velsen, bevoegd is aanvullende voorwaarden te stellen inzake de afgifte van de vergunning voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen;
  • de achterliggende gedachte van deze bevoegdheid de veiligheid in de haven en haar directe

    omgeving is;

 

Besluit:

I.

In het bepaalde bij of krachtens dit besluit wordt verstaan onder:

  1. bunkeren: het leveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke

    andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen of voor de

    algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;
  2. de-bunkeren: het terug leveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene en specifieke energievoorziening aan boord van schepen.
  3. veiligheidsbeheersysteem : een systeem dat een bedrijf ondersteunt om effectief en veilig te werken om te voldoen aan de systeem- en operationele veiligheidscriteria; een systeem dat zorgt voor het behalen van goede prestaties met betrekking tot veilige bedrijfsvoering door het bedrijf of door de bij de bedrijfsvoering betrokken bedrijven in het voorkomen van veiligheidsincidenten of milieu-incidenten en het verbeteren van de prestaties op veiligheids- en milieugebied; een systeem dat waar nodig wordt ondersteund door ICT.
  4. IAPH: International Association of Ports and Harbors.

II.

De volgende brandstoffen en energiebronnen aan te wijzen, die alleen met een vergunning van het college gebunkerd mogen worden:

  1. methaan in alle vormen, waaronder liquefied natural gas (lng) en compressed natural gas (cng);
  2. liquefied petroleum gas (lpg);
  3. methanol;
  4. ethanol;
  5. ammoniak;
  6. waterstof of waterstofdragers;
  7. elektrolyt-vloeistoffen;
  8. elektriciteit of warmte via een energie levering- of productie-eenheid, met uitzondering van elektriciteit vanuit het elektriciteitsnetwerk;
  9. brandstoffen of energiebronnen in een verpakking;
  10. energie leverings- of energieproductie-eenheden;
  11. splijtstoffen.

III.                                                                                                                                                          De volgende brandstoffen aan te wijzen, die niet gede-bunkerd mogen worden:

  1. residuale brandstoffen, destillaten en blends daarvan (alle vormen van stookolie en diesel).
  2. methaan in alle vormen, waaronder liquefied natural gas (lng) en compressed natural gas (cng);
  3. liquefied petroleum gas (lpg);
  4. methanol;
  5. ethanol;
  6. ammoniak;
  7. waterstof of waterstof dragers;
  8. splijtstoffen.

IV.

Als minimum eis te stellen aan de vergunning als bedoeld onder II;

  1. aan de vergunninghouder en als voorwaarde voor het afgeven van een vergunning voor het bunkeren van die brandstoffen en energiebronnen, het beschikken over en het werken volgens een veiligheidsbeheersysteem.
  2. in aanvulling op het genoemde onder a., voor de volgende aangewezen brandstoffen;
      1. methaan in alle vormen, waaronder liquefied natural gas (lng) en compressed natural gas (cng);
      2. liquefied petroleum gas (lpg);
      3. methanol;
      4. ethanol;
      5. ammoniak;
      6. waterstof of waterstof dragers;
      7. splijtstoffen;



        nader bewijs aan te leveren op basis van een recent uitgevoerde audit conform het auditprotocol, vastgesteld door IAPH, waaruit blijkt dat het aanwezige veiligheidsbeheersysteem voldoende waarborgen biedt voor het goed functioneren ervan gedurende de vergunningsduur voor die betreffende brandstof.



        V.Het besluit “aanwijzing brandstoffen waarvoor een vergunning geldt om te bunkeren / de-bunkerverbod” van 03 januari 2020 met CNB-besluitnummer 2019/66 wordt ingetrokken.

 

VI.

Dit besluit treedt in werking een dag na bekendmaking.

Het besluit wordt gepubliceerd als een Bekendmaking aan de scheepvaart IJmond Noordzeekanaalgebied Centraal Nautisch Beheer (BASIJN).

 

VII.

Dit besluit wordt aangehaald als “besluit bunkervergunning, de-bunkerverbod en vergunningseisen voor brandstoffen en energiebronnen”.

 

Aldus vastgesteld namens het college van burgemeester en wethouder van Amsterdam, Zaanstad en Velsen op 21 december 2020.

 

De directeur Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied,

Text, letter</p>
<p>Description automatically generated

J.H.M. Mateyo

 

 

Toelichting

Het bunkeren of de-bunkeren is een overslag van energie die veiligheids- of milieurisico’s met zich mee kan brengen voor de omgeving of andere havengebruikers. Via een vergunningsplicht voor bunkerbedrijven voor het bunkeren van brandstoffen en energiebronnen of een ontheffing op een verbod van het de-bunkeren van brandstoffen, die dergelijke risico’s met zich meebrengen, kunnen voorwaarden in de toestemming worden voorgeschreven om deze risico’s te mitigeren. Deze voorwaarden zijn of worden gebaseerd op veiligheidsstandaarden voortvloeiend uit veiligheidsstudies.

 

De activiteiten van bunkeren (of bij uitzondering de-bunkeren) vinden over het algemeen plaats in de haven met een bunkerschip, of soms ook met een ander middel, zoals een tankwagen. Buiten de toegestane handelingen bij een vergunde inrichting zal het bunkeren of de-bunkeren in de haven voor die brandstoffen of energiebronnen, die een omgevingsrisico met zich meebrengen, alleen toegestaan worden in die gebieden of op die ligplaatsen, die door of namens het college zijn aangewezen voor die in de vergunning of ontheffing genoemde brandstoffen of energiebronnen. Zo zijn bijvoorbeeld voor LNG via een separaat besluit diverse ligplaatsen in de haven aangewezen, waar gebunkerd mag worden. Door in de vergunning als voorschrift op te nemen, dat alleen op die aangewezen ligplaatsen LNG gebunkerd mag worden, is de vergunning toekomstbestendig.

 

Voor residuale brandstoffen, destillaten en blends daarvan, zoals stookolie en diesel, geldt op dit moment géén vergunningplicht en wordt de bestaande situatie gecontinueerd. Er is sprake van dat er in de toekomst mogelijk wel een vergunningsplicht voor deze brandstoffen gaat komen. In dat geval zal dit besluit worden herzien.

 

Het de-bunkeren van een brandstof is een activiteit die alleen in bijzondere omstandigheden voorkomt, bijvoorbeeld wanneer de brandstof niet aan de leveringsspecificaties voldoet. Omdat deze situatie niet vaak voorkomt en een minder normale activiteit is, is een de-bunkerverbod van kracht voor brandstoffen, die een veiligheids-of milieurisico met zich mee kunnen brengen, zodat van geval tot geval de risico’s beoordeeld kunnen worden. Het de-bunkeren van niet in dit besluit onder III genoemde brandstoffen en energiebronnen kan zonder vergunning plaatsvinden. Eventueel kan in een uitzonderlijk geval een ontheffing van het verbod als bedoeld onder III gegeven worden.

 

Bij het afgeven en naleven van een vergunning is een risico mitigerende maatregel het beschikken over en het werken volgens een veiligheidsbeheersysteem. Voor de meest risicovolle brandstoffen is vervolgens als extra voorwaarde voor de afgifte van een vergunning gesteld, dat er bewijsvoering op basis van een recent uitgevoerde audit aanwezig moet zijn, waaruit blijkt dat het systeem goed functioneert en zal blijven functioneren gedurende de looptijd van de vergunning en waarbij de observaties uit de audit in het systeem zijn meegenomen.

 

De wijze waarop de audit uitgevoerd wordt komt voort uit een werkgroep van IAPH, waar via internationale consensus een auditprotocol voor de bewuste brandstoffen wordt vastgesteld.

In dit auditprotocol worden veel checks op eisen, zoals bedoeld in artikel 8.2, tweede lid, uitgevoerd, zijnde checks op beroepskwalificaties, uitrusting, en naleving van maritieme, milieu- en veiligheidseisen zoals opgenomen in lokale, nationale, Europese en internationale regelgeving.